-
Notifications
You must be signed in to change notification settings - Fork 0
/
Copy pathlines.txt
426 lines (426 loc) · 25.4 KB
/
lines.txt
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
101
102
103
104
105
106
107
108
109
110
111
112
113
114
115
116
117
118
119
120
121
122
123
124
125
126
127
128
129
130
131
132
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
145
146
147
148
149
150
151
152
153
154
155
156
157
158
159
160
161
162
163
164
165
166
167
168
169
170
171
172
173
174
175
176
177
178
179
180
181
182
183
184
185
186
187
188
189
190
191
192
193
194
195
196
197
198
199
200
201
202
203
204
205
206
207
208
209
210
211
212
213
214
215
216
217
218
219
220
221
222
223
224
225
226
227
228
229
230
231
232
233
234
235
236
237
238
239
240
241
242
243
244
245
246
247
248
249
250
251
252
253
254
255
256
257
258
259
260
261
262
263
264
265
266
267
268
269
270
271
272
273
274
275
276
277
278
279
280
281
282
283
284
285
286
287
288
289
290
291
292
293
294
295
296
297
298
299
300
301
302
303
304
305
306
307
308
309
310
311
312
313
314
315
316
317
318
319
320
321
322
323
324
325
326
327
328
329
330
331
332
333
334
335
336
337
338
339
340
341
342
343
344
345
346
347
348
349
350
351
352
353
354
355
356
357
358
359
360
361
362
363
364
365
366
367
368
369
370
371
372
373
374
375
376
377
378
379
380
381
382
383
384
385
386
387
388
389
390
391
392
393
394
395
396
397
398
399
400
401
402
403
404
405
406
407
408
409
410
411
412
413
414
415
416
417
418
419
420
421
422
423
424
425
426
Zolang gij staat te babbelen, babbel ik ook! Los erdoor, als ’t moet! Begint maar! Kom!
Ik loop al leeg als ik... Als ik... Een plastieken zak zie scheuren van iemand die voor mij in de rij voor de kassa staat.
Dat gaat toch niet heel de nacht zo zijn, met dat kuchen van u? En snurken doet ge ook, zeker?
Een verleidingske is dan rap gebeurd, jawel. Maakt dat van ons ineens een slecht mens?
Wat? Hebt ge u afgegeven met dat stuk excrement?
Er vált geen kwaad woord te verzinnen over Jos. Akkoord wij hadden al eens een verschil van mening. Met wie hebben we dat niet?
Kan ik beginnen speechen, of gaat ge blijven ruzie zoeken?
En kom, kijkt nu de Jos eens aan. En Jos? Gij hem! Vooruit! Laat u niet kennen, alletwee. Allez!
Hóe — anders?
Godverdomme, jong.
Ík had daar moeten liggen, Jos. Gíj hadt hier moeten staan. Om te beginnen dat had een betere speech opgeleverd.
En ik dan? Ik heb ook van alles te zeggen!
Wat denkt ge nu? Dat ik nooit goesting heb om mijn hersens eens te laten hangen?
Waarom hij wel en ik niet?
Gelijk een stier die op ’t einde van ’t gevecht zijn onbeschermde schonken aanbiedt aan de matador en aan zijn mes?
Dat zal niet gaan, mannen.
Alles lezen van Flaubert en Simone de Beauvoir? Vergeet het maar!
Dan spreek ik wel in uw plaats! Ik hang niet aan verbanden vast!
Het ís bezonken en beklonken. Ik stap eruit.
Ik loop leeg.
Niet dat ik weet. Ik ben altijd aan het slapen, als ik snurk.
Wat zegt dat niet over ons?
Wilt ge het ons vergeven, Jos?
In dit geval maakt ironie geen kans.
Dat is fameus verschillend.
Ik ben toch ook niet meer heeltemaal gelijk alleman.
Gij denkt dat ik daar níet zenuwachtig van word?
Ik wou oprecht dat ik er ook in kon geloven — in geloof.
Ik heb maar een minuutje nodig, bij mij komt zoiets recht uit het hart.
De kans is groot want ik heb het ook. Ik loop al leeg als ik in de ogen kijk van mijn lief die ik bedrieg met mijn valse kussen en sussen.
Mannekes — alstublieft! Legt eens een andere plaat op, alletwee!
Na dat luttel hoopke tijd dat ons vergund is rond te mogen krasselen op de schubben van deez’ planeet.
Ik ken de Jos, ik ken ook hem, ik ken ons allemaal. Wij zijn er niet op uit mekaar te kloten, we doen gewoon ons best.
‘O Heer. d’Avond is neergekomen...’
Ho, ho...! Dus hij heeft ook iets met u?
Twee armen — ocharme, juist genoeg om onze kost te verdienen en al eens een liefke te verwarmen...
Laat u niet kennen.
Vrienden, zouden we niet beter stoppen en voortdoen?
Oh, Jos...
We zijn blij dat ge terug zijt, Jos. Terug bij ons.
Platonisch, verdomme!
Ik dacht Joske? Steekt gij uw dromenland maar in een envelopke, likt hem toe, stuurt hem op, adres onbekend.
Het moest een fijn en delicaat geheim gebleven zijn.
Ik ben de keerkant daarvan: mijn energie loopt weg in al wat ik zie.
Ge zijt meer dan welkom, jong! Meer dan welkom! Doeme toch!
Het kost alleen wat speeksel en wat goede wil, en ge moet uw marchandise niet eens bestellen in Colombia.
Ge moet mij pardonneren. Ik zie er ook wreed van af. Ik heb mijn best gedaan om de schijn rechtop te houden, al die jaren.
Laat het wat bezinken en doet weer normaal. Komaan!
Vrienden, een beetje beleefdheid is niet misplaatst.
Gij gaat niet beginnen, maat, met uw romantisch gezever. Trapt het af!
Ik ben effenaf blij dat ge terug zijt!
Kleine correctie, vriendekes. Ik ben wel terug maar ik blijf niet.
Gelooft maar op. Ik gun het u. Geloof? Dat is een heel schoon ding, voor mensen in problemen.
Op vraag van de familie en de vrienden van de ontvallene luisteren wij naar het lievelingslied van Jos, ‘The River’, van Bruce Springsteen.
‘Contrair’ en ‘verscheiden’. Welk van de twee?
Sorry, Jos. Ik hoor niets.
Een vriend uit de duizend. Vaart wel, Jos — waarheen ge ook gaat. We zullen u missen. We komen u dra achterna.
En soms — oké! — loopt het verkeerd. En dan?
Meer heb ik niet te zeggen. Respect, Jos! Respect!
Mannekes, met zo’n bordeel heb ik geen bal meer te maken.
Dat is ons twee keer kwetsen!
Wat maakt van mij het zwarte schaap dat ik geen liefde ken?
Hoe moet ik denken aan versmelten en plezier? Al waar ik ooit in heb geloofd valt zonder bodem.
Hoe moeten wij dan gestalte geven aan een leed van deze omvang het verliezen van een boezemvriend?
Verschíllend — akkoord.
Ge hebt ‘verschillend’ en ‘verschillend’.
We gaan toch juist nu geen ambras maken?
Ze hebben lang genoeg op mij geparasiteerd. Al die jaren — als ik daaraan denk? Wat heb ik in de plaats gekregen? Miserie en malcontentement
De schoonste deugd is kunnen delen à tout prix.
Zouden we niet beter nog een plaatje opleggen en daarmee uit?
Ge hadt allang bezig kunnen zijn, hadt ge mij die ene minuut iets willen laten zeggen.
Dus als ik wegstap, nu, doe ik dat zonder schuld of averij aan wie dan ook. Wel dank u wel! Zo vrij was ik nog nooit.
Vanwaar uw meerderwaardig toontje dan?
Vreemde volken kiezen de omweg der gebaren. Daar zijn het vreemde volken voor.
Dat is dan schoon mislukt. En dat het een geheim was — tenger, teer of niet — maakt het alleen maar erger.
Laat ons genieten dat de stukken eraf kletsen!
Ziet ge de waarheid niet op zijn gezicht? Hij vond zijn draai niet meer bij u.
Jos, doet geen overhaaste zotte dingen, jongen.
Ík weet het niet.
Ge hebt ‘anders’ en ‘anders’.
Dat heeft ons groot gemaakt en recht gehouden!
Dat mij dat doet denken aan salami, gemaakt van uiers en neuzen van onschuldige, zwijgzame koeien. Pataat!
Of we zien het niet. Van nu af aan maakt dat geen moer meer uit.
Doet gijlie maar wat ge niet laten kunt.
Stapelzot.
Zo zegt men bijvoorbeeld, vrienden ‘Van de doden niets dan goeds.’ Men bedoelt dat dan ironisch.
Met die pispaal én die voddenzak!
Doet mee en zwijgt erover, kom.
Het liep juist zo goed.
Maar nee! Ik ga u missen! Ge doet mij ongelofelijk zeer!
Die trappen het af, alletwee.
Ge moet uw best doen, ook! Ge moet het wíllen! Ziet ge wel?
Drinkt een pint en eet een droge worst.
Gelooft mij, mannen! Niet de tijd heelt alle wonden, maar de samenzang. Het samenspél.
Zijn kussen waren vals en voos, mijn liefde is bedrogen!
Hadden we het op voorhand geweten, gij linke loebas dat ge daar zijt? We hadden er nog een zwaardere lap op gegeven. Nietwaar, mannen?
Een beetje minder heftig kan ook.
Het doet heel zeer. Het ís gelijk dat ze zeggen.
‘Valse kussen’ — na al die jaren komt ge daar mee af? Terwijl uw geminnestreel het enige was dat mij nog op de been hield.
Maar op één manier hebt ge ons rijker gemaakt, en daar trekken wij ons aan op.
Die scheet? Dat buidelke van machteloze darmen en verdriet? Eén tong maar, die van niets klappen kan dan van Hoop en van Verlossing?
Maar nee. Ik ben oprecht blij. Ik ben verzoend.
Bijt op uw tanden!
Sorry, onze volgende plechtigheid staat al... Tenzij... mijnheer zijn verhaal in wil korten?
Ik hem niet meer.
Precies zo is het gegaan met Jos en onze vriendschap voor hem.
Is het waar, vraag ik u! Kijkt mij aan als ik iets vraag.
Ik was u niet waard. Niemand was u waard.
Gij hebt mij bedrogen, alletwee, Jos!
Zij scheuren zich de zondagse kleren van het lijf. Zij strooien sintels op hun hoofd, soms rechtstreeks uit de kachel.
Als ik iets ben, dan ben ik verraad.
Ho maar, wacht eens even — is dat dan gelijk een luchtmatras op een spijkerbed?
Allez, komaan!
Dat kan toch niet? Het is een schande!
Jos? Ik weet niet of ge mij kunt horen, maar beseft één ding. Wij zijn veel armer zonder u.
Maar ge zijt nog maar juist terug!
Daarom hielden wij van hem. Jos was ons betere ‘ik’.
Toet, toet! Ik was eraan toe.
Wat staat gijlie hier nog te gapen, crapuul? ’t Is die kant uit!
Hebt ge dat van mijn leven al geweten?
Hela? Hé? Wat gebeurt er hier?
Nog zo jong, nog zo schoon! Toen groeiden wij door,werden beter en heter per dag.Maar nu?Wij?Pompaf!,bergaf!,naar een graf!,en waarvoor?
Joske, wat zegt gij nu? Bedoelt ge dat onze wederliefde gestoeld is op flessentrekkerij en krommenie?
Als ge er eens goed over nadenkt?
Wat heeft iedereen dat ik niet heb?
En wat is uw ‘placebo’, soms?
Niet met onze voeten rammelen, Jos. Niet nu.
Zijt ge zot? Het had veel eerder moeten gebeuren.
Maar mannen, alstublieft zolang dat duurt? Laat ons er wat van profiteren!
Wie denkt die dat hij is?
Platónisch.
Er is geen sterkere drug te koop.
Welk van de twee?
Zingt mee, Jos. Dat is het enige wat ik vraag. Ge moet het zelf niet schoon vinden, of goed, of wat dan ook.
Maar ik ga dat toch doen, Jos. Alles. Hier. In m’n eentje. Ter ere van u. Ginder boven. Of diep beneden ons. Dat kan me niet schelen.
De liefdesroman die gij ooit gingt schrijven? De broodboom die gij nog gingt planten? Alaska bezoeken?
Olala! Waar gaan we dat schrijven? Twee mensen met gezond verstand en gevoel voor verantwoordelijkheid!
Mannen — alstublieft, zeg.
Gelijk eendagsvlooien op het vel van een draak die miljóenen jaren leeft...
Mij spijt het niet. Nooit kijk ik u nog aan.
Het was sterker dan onszelf!
Doet niet onnozel, laat u helpen!
Hóla! Ik ben er óók nog, hoor.
Wij danken u voor deze aangrijpende getuigenis.
Nu kunt ge niet meer achterblijven. Als gij u tweeën niet verzoent, laat g’ elk van ons staan schilderen.
Stank voor dank. De klootzakken. Verraaiers. In de steek laters.
Ge hadt al evengoed weg kunnen blíjven.
Dat klopt. Gij smost, ik pas. Het een is ’t ander waard.
Nee! Want wij, mannen? Wij zijn rijker dan de zeeën diep. Wij hebben alles wat er is wij hebben — luistert goed! — mekaar!
Voilà! Het is eruit.
Dat hebt ge mij altijd gezegd.
Hartelijk dank voor uw... doorleefde getuigenis
Gij waart mijn held van kleins af aan en ik heb nooit de kans te baat genomen om u dat te zeggen
Ge zijt uzelf niet, Jos, da’s al.
Doet niet onnozel. Ik heb niemand nodig. Vanonder mijn ogen!
De Jos is nog niet goed dood en we staan al op zijn graf te dansen!
Allez — we zullen wij onz’ manieren houden, oké?
Waarom zoudt gij ineens blijven, en de rest niet?
Maar potverdomme, mannen! Gaan we de vette jaren vergeten die achter ons liggen te lachen?
Voilà! Zo moeilijk is dat toch niet? En kom, kúst nu eens mekaar.
Juist daarom. Ik wil vertrekken voor ge er weer aan gewoon zijt dat ik er ben.
Dat kunt ge niet menen, Jos. Na al de steun die ik u jarenlang doneer?
Nee, nee! Gijlie zijt bedankt. Ge hebt mij verlost.
Pardonneert mij, hoor! Wat seksueel gepampel als placebo tegen leegte?
Straks zijn alleen hij en ik niet aan het woord geweest!
Dat vind ik nu het al-ler-stom-ste wat ik in heel mijn leven al heb gehoord.
En dat in groep? Daar kan geen wondermiddel tegenop, qua reparatie en verzoening.
Niets. Doet rustig voort. Ge moet naar mij niet kijken. Er verandert niets. Ik zal alleen gelukkiger zijn dan nu.
Komt het maar tegen.
Mekaar — daar heb ik niets meer mee. Ik wil gewoon, in alle rust en intimiteit, een punt plaatsen achter mijn absurditeit.
Dat weet ik, Jos, dat weet ik wel... Allez, komt hier.
Doet voort!
Ik vind het fantastisch. Dit was exact wat ik nodig had.
Het spúit eruit bij mij. Maar dan denk ik houdt vol. Nog een paar jaar en eindelijk rust, zij aan zij, voor de Jos en voor mij.
Waarom doet er niemand iets?
En is dat al lang?
Ik ben nog nimmer zo gezond geweest. Ik ben begot herboren!
Het kindekelief in zijn wieg? Het waterke zoet, de blom in ’t gazon? De spiegel die barst van de mombak, genaamd ‘mijn gezicht’?
Maakt een lange wandeling of twee.
En dan luisteren we nu, gezamenlijk, op vraag van familie en vrienden van de ontvallene, naar het Strijkquintet van Franz Peter Schubert
Ge kunt het.
Maar nee! Het zal nooit meer zijn lijk vroeger, zonder u!
Zegt dat het niet waar is!
Allez, toe! Doet het voor mij, als ’t voor mekaar niet lukt.
Het spijt mij ook.
Bij heel deze... deze cirque hier. Er ligt... echt waar... een kassei. Op mijn maag.
Ik loop ook leeg, hoor. Dag en nacht.
Stopt daarmee!
En mét ons zijt ge niet gelukkig?
Laat ons de troost fêteren van op zijn minst in groep geleefd te hebben op de tippen van onz’ tenen, op het scherpst van onze snee.
Het spijt mij, allemaal.
Ik weet niet... Verschillend?
Onze beleefderigheid die lafheid maskeert? Er verglijdt verdomme geen halfuur tijd of ik loop weleens leeg.
Voilà. Voelt dat al niet wat beter aan?
Dat vind ik nu het al-ler-ir-ri-te-rend-ste wat ik in heel mijn leven al heb gehoord.
Bedankt, Jos. Echt waar.
Mannen, stopt daarmee. Ik vind dit echt niet om te lachen.
Wat houdt er hem tegen?
Lijk een vat bier zonder stopsel of tap, dan?
En toch, beste vrienden, kan zij ons niet bevredigen. Wij kiezen voor woorden, hard en duidelijk, ook al schieten zij tekort.
Beste Jos. Ik... Ik heb zo’n enorm... gevoel van onrecht.
Joske, laat u nu toch eindelijk eens gaan.
Ze trekken mij leeg, niemendal ben ik nog. Of nee! Zo’n ei van vroeger, met Pasen, even leeggeblazen en bleek.
We zijn maar wie we zijn. En zo belangrijk is al die seks toch niet?
En ik mag dan de enige zijn die nog is lijk alleman — wilt ge mij toch een woordje van wijsheid laten preken, alstublieft?
Zien eten doet eten.
Wat gaat ge doen? Mij de mond snoeren?
En die energie die wegloopt? Sorry, ik heb dat ook.
Wie spreekt er van masseren? Gij hebt kalme muziek nodig, en zo.
Helaas is onze tijd beperkt en we zijn al...
Dat is het ’m juist. Ge wáárt mij al verloren. Ge hadt u daar zelfs bij neergelegd.
Al wat ik vraag is doet mee en doet uw best.
Wij zijn er voor mekaar, dus ook voor u!
Denkt ge dat ík er geen benul van heb het weinige dat wij maar zijn?
Blijft van mijn lijf! Nu moet ge niet meer afkomen! Een hoerenboel is boter aan de galg voor mij. Saluut!
Denkt toch om de gevoelens van de rouwenden!
Van mij een lift naar de hoogste toren.
Op d’autostraad? Een hondenkadaver, platweg langs een vangrail gelegen? Ik zie dat — pataat!
Amaai! Gij zijt nogal genezen, zeg!
Joske, zo moogt ge dat niet noemen, ‘laten stikken’.
In onze plaats hadt ge krák hetzelfde voorgehad.
Een voorbeeld voor ons allemaal.
Gij gaat niet toch beginnen, Joske.
Dat hád toch gekund? En zijn ze aan u iets komen vragen?
Zeer? Stampt eens op mijn schenen — dát doet zeer. Als hij wilt gaan, dat hij het aftrapt.
Wat zegt die nu?
Ik ga weg.
Het doet zeer.
Maar Joske, mijn wereld stuikt ineen! Het minste wat ik toch mag proberen, is u aan te kijken, al was het een laatste keer?
Hij weet het niet.
Trapt het maar af, allemaal! Laat mij maar weer stikken, in mijn eentje! Kom! Vanonder mijn ogen!
Al doende krijgt men goesting.
Met weggaan heeft het niets te maken. Ik trek er een streep onder. Finaal. Ik stap eruit.
Dat is toch duidelijk?
Een geste die even schoon als hartverscheurend is.
Dat komt omdat ik in mijn eentje zing. In groep is dat direct veel schoner.
Wat dat betreft benijd ik elk van u. Echt waar.
Hoe lusteloos dat gij waart, hoe verward en rap kwaad, altijd koppijn of erger. Die mens had het niet rekkelijk met u.
Wat scheelt er, zegt hij?
Als gij u belachelijk wilt maken?
Hij zuigt energie op, zo’n bal, het ál om zich heen, een melkweg of twee wel per dag...
Dat hij het aftrapt.
Het gútst eruit, lijk bij een blikken bus olijfolie waar ze van dichtbij met een tweeloop op hebben geschoten.
Als ik dan denk aan alles wat we samen nog gingen doen? Gij en ik? Het is om zot van te worden.
Allemaal!
Er valt nu eenmaal in de wereld meer gezinnestreel te rapen dan één zotte ziel kan geven óf ontvangen.
Soms, hè. Soms vraag ik mij af waaraan ik mijn leven heb verdiend.
Zijn gebuur heeft hem nog neergeschoten om ook eens vijf minuten rust te hebben.
En gijlie ook. Vooruit!
Uw lamentaties die ik aanhoor en uit uw spieren streel? Mijn wereld stuikt ineen!
Veel hoger aangeschreven staan vergeving en compassie.
Sorry, gasten, maar als het hier dan eindelijk toch eens open en bloot op tafel mag liggen?
Mij ook!
Doet wat ge niet laten kunt. Maar ge moet van mij niets verwachten, oké? En ge moet niet denken dat ge op mij kunt rekenen, voor van alles.
Als ge wilt, zing ik voor u.
Zo erg is dat toch niet, wat foefelen en smossen met mekaar.
Ge hadt maar moeten afspreken, lijk iedereen.
Wel, gaat dan, hé! Mongolen! Kuist uw schup af! Laat mij maar weer in mijn eentje de boel rechthouden, lijk gewoonlijk!
Zelfs voor u.
Beste Jos.
Niemand neemt het ons nog af, de memorie aan een uitzonderlijk mens. Een dierbaar dichter.
Mijn bestaan stuikt ineen!
Joske! Alstublieft!
Ik wil dat ge nu zwijgt! Nu! Allemaal!
Doeme toch — gij ouwe zot. Komt hier!
Ge moet het ons vergeven, Jos. Wij hebben het niet gewild. Niet dit!
Valt toch dood.
En wij dan ook!
Laat mij ervan tussen, zeg ik!
Ik voel mij zo anders.
Mannen, sorry, maar ik ook, hoor.
Die godverdomde klootzakken. Ik ben blij dat ze eindelijk weg zijn. Dat ze ontploffen. Allemaal, tedju!
Ik wil zíjn tronie niet meer zien.
Ten tweede ik schaam mij.
Stopt met roepen! Allemaal!
En dat lichtende exempel, vrienden, zijn wij thans kwijt. Dat is een bittere, bittere pil.
We hebben allemaal al eens een slechte dag. En we weten allemaal wat ons te wachten staat.
Het betekent nada in het licht van onze ondergang die,ieder in zijn eentje,staat te wachten qua kaars uitblazen en verrimpeling en erger.
Een scheermes en veertig potjes pillen.
We zijn hier voor mekaar!
Ochot — als ik onder tram 4 sukkel en mijn pijp uitblaas, wordt ge dat ook gewoon.
Maar in wat voor opzicht?
Lijk dat ge dat hier al zijn leven hebt gedaan met ons. Ze zullen rap genoeg weten wie ze voor zich hebben.
Ge moet niet grof worden! Daar kan ik echt niet tegen!
Jos, hangt niet de chicaneur uit en blijft nog wat.
Ja, laat ons toch — zolang we kunnen — opgaan in de roes die ons, verwante zielen, gezworen gezellen, doet versmelten in een feest.
Dat is de meest belachelijke speech die ik in heel mijn leven al heb gehoord.
Van kinds af aan. Zolang ik mij herinneren kan. En het wordt erger met de jaren.
Ik doe nog altijd alles lijk vroeger — even woest, even lang — maar kortelings lijkt het eer of ik iets imiteer.
Hoe kan dat nu geen drama zijn?
Wacht! Ik ga mee, Jos! Wacht op mij!
Mijn schoon geheim ligt te verdrogen op de macadam.
Gaan we de hoogbloei loochenen van het geluk dat ons nog wacht?
God weet wat komt er nog allemaal van!
Maar gisteren, onder de douche? Toen ik zag hoe wij zijn, vandaag de dag, en ik dacht aan de lijvekens die wij vroeger toch waren?
Een reden te meer om eruit te stappen. Ik doe u allemaal een plezier.
Het spijt mij, Jos. Echt waar.
Hij krijgt van mij een koord cadeau.
Dit is te pijnlijk om ermee te zwanzen.
Zo lig ik te craqueleren lijk onder een schoen, elke dag meer geplet, asemen is al corvee, niets maakt mij nog blij
Geen. Ik hou het voor gezien. Ik stap eruit.
Haalt dat per se de liefdes neer die in ons hart geplant staan gelijk een eik?
Dan loop ik ook leeg. Ge zoudt voor minder. Als ik onze opgefokte gemutstheid beluister, ons fake gedoe?
Straks hebt ge nog gelijk.
Jos, alstublieft, niet zo beginnen.
Dansen? Doe ik niet meer. Ik struikel gestileerd. Ik forceer mijn karkas tot mijn gestuntel passeert voor eersteklas.
Hoe moet ik het dan noemen? Een bloemekee in mijn gat laten steken?
Maar waar dan ook laat u niet kennen, Jos. Geeft ze godverdóeme op hun kloten. Laat ze ginderachter weten wie ge zijt.
Het was gepasseerd voor dat we er erg in hadden, Jos.
Het spijt me, Jos.
Jos, dat kan niet. Wat wij hebben, is iets heeltemaal commemorabels buiten kijf, los van die twee.
Een beetje gekneusd maar voor de rest? Fundamenteel? Gezond en blij. Gelooft mij vrij!
Gij hebt ons een juweel geschonken dat we kunnen koesteren, waar dan ook, wanneer dan ook.
Absoluut. Een stijve bries, lijk dat ze zeggen.
Daar is het nu wat laat voor, makker.
Zelfs de diepste snee laat zich het best verzorgen met wat moederzalf een kus of twee, met wat gemeend geliefkoos bovenop
En wat weet hij niet?
Afspreken? Wat is dat hier een rouwdienst of een tramreglement?
Houdt gij ons voor stommekloten, Jos?
Ik ben beschaamd in alletwee uw plaats.
Valt zelf dood!
Ik ben zo blij.
Gij zijt maar zo goed gelijk een ander.
Zijn klachten, zijn beloften — ál gelogen.
Ik weet niet...
Ja maar, doet gijlie rustig voort. Het is geen drama. Het is gewoon genoeg geweest.
Laat mij erbuiten, ik heb geen speech van doen om te treuren.
Wat een mens al niet moet bewerkstelligen om wat tot bezinning te komen, nietwaar?
Is dat democratie?
Wíl hij het wel weten?
Met dat stuk opgeblazenheid ook al? Kijkt mij aan!
Niet gelijk alleman.
De beste gaan eerst. Doeme toch.
Woorden schieten al tekort in ons leventje van alledag.
Joske toch, dat kunt ge niet menen.
Trapt het dan af! Haast u of ge zijt ze kwijt — floeren bosaap dat ge daar zijt!
Ik niet. Ik eis verdomme tekst en tekening. Als alleman hier in de nest gelegen heeft met alleman — waarom ik dan met geen een ervan?
Laat staan Simenon.
Het spijt mij, Jos. Zelfs gij.
Als ge het zó stelt?
Doet niet onnozel.
Láp! Krokét, zeg.
Daar geloven wij in!
Niets dan de feiten!
Het schijnt dat er in ons heelal gaten bestaan, kleiner dan een tennisbal maar zwaarder dan al d’oceanen tezamen.
Maar Jos... Dat kunt ge ons niet aandoen!
Dat is een slag in ons gelaat.
Zijt ge op zoek naar een ándere andere kant, misschien? Rot op!
Mannen — om eerlijk te zijn? Ik heb daar toch ook wat van. Met die envelop en zo?
Dat is toch waar?
Joske, stopt met pezeweven en blijft nog wat!
Waarom zou hij, op zoek naar soelaas, in de armen gestrand zijn van mij?
Blijft van mij af, ik smeek het u.
O. Pardon. Dat is de muziek voor een andere... volgende... Duizendmaal excuus.
Het kán fameus waaien hier. Zijt maar zeker. Zeker deze tijd van ’t jaar.
Wij zouden ons mispakken, allemaal? En gij alleen schiet hier de hoofdgaai af?
Dondert allemaal maar op!
Iemand die eruit stapt, djiezes!
Komaan!
Maar ik ben aan ’t eind van mijn Latijn. et spijt mij, Jos. Vergeeft mij. Maar kijkt mij niet aan of ik stroom leeg waar ik sta.
Ik kan hier niet tegen, ik kan hier echt niet tegen!
Vrienden? Afscheid nemen is niet simpel.
Zeg, makker — denkt ge soms dat wij zo gelukkig zijn met u?
Als hij het mij en u kan flikken, waarom dan geen derde? Hij is ertoe in staat.
Anders, anders.
Aan veel neem ik deel, stap achter ieder zijn gat en klap mij kapot in cafés — maar snap almaar minder waarom.
Er zijn ziektes waarvan niemand weet dat hij ze heeft, tot hij ervan genezen raakt.
Ewel?
Au contraire. Ik wil u juist zo weinig mogelijk blesseren. Dan is de korte pijn de beste.
Ik dacht dat gij een maat waart, vriend? En gij mijn grote liefde?
Zij lopen barrevoets achter de doodskist van hun beminde, over de gebroken spiegels van hun samenwoonst.
Maar Jos, het doet zo’n zeer, vanbinnen, hier!
Wij hebben mekaar.
Voor wie? Voor hém?
Als iedereen zo eens begon?
Ik sta naast mijzelf en ik zie clownerie — pataat! Ik loop leeg.
Ik weet het allemaal misschien beter dan ieder van u.
Maar bij u ook niet meer, sorry dat ik het moet biechten. Als ik zei dat mijn kusserij vals was, bedoelde ik dat voor iedereen.
Het was zijn en mijn bedoeling nooit dat het in kennisgeving kwam,het was juist zo commemorabel omdat het een voorzichtig,teer geheim was.
En nu is ’t ‘valse kussen’? Manneke toch. Ge breekt mijn borstkas in twee!
Ge moogt hoereren en boeleren zoveel ge wilt, ik trek mijn handen van u af, allemaal! Saluut!
Doeme, toch.
Stelt u niet aan. Ge wist goed genoeg dat er een haar in de boter dreef. De Jos heeft het mij zelf verteld.
Hela! Hallo? En gij en ik dan, Jos? Daarom al dat wachten, al die jaren! Platonisch, platonisch — mijn oor!
Maar Joske, zegt dat niet. Dat doet zeer.
De feiten, graag!
Mannekes, alstublieft! Nee, hè! Straks ben ik hier nog maar de enige die is gelijk alleman!
We zijn verheugd dat we nog de kans krijgen u dat te melden.
Moet ik u wegsláán, misschien?
Amaai...
Ik, bij de wieken van die elektrieken molens, die de wind in plakken hakken.
Het is het beste medicijn.
Mannekes, toch! Ik sta te likkebaarden om u te verlaten en mij vast te bijten in een plezier, zo ver als ’t kan van hier.
Dat laat ik graag passeren!
Uit wat hebt ge dat overgeschreven? Reader’s Digest? Het kookboek van de boerinnenbond? Toon Hermans?
Dat loopt hier echt uit de hand.
En dan kijk ik naar ons?, hier tesaam?, en ik schaam mij te pletter.
Hola! Gij gaat mij hier niet proberen te masseren, makker! Die vlieger gaat niet op.
Ik dacht dat ge het ons voor altijd kwalijk zoudt nemen.
Daar moogt ge mee lachen zoveel ge wilt, het klinkt onnozel.
Ik heb eens een kozijn gehad met een waterkop, die kon ook van ’s morgens tot ’s avonds dat soort gezever uit zijn botten slaan.
Ik kan het niet! Het lukt niet!
Akkoord! En dat doet pijn! Dat geef ik toe — maar wat dan nog? Wie omelet wilt eten, moet niet treuren om gebroken eieren.
Weet ge wat het is met u? Gij zijt veel te zenuwachtig. Ge boeit u te veel op.
Ze zijn daar, godverdomme, die sloebers! Allez! Hoort ge het niet?
We eten hem niet op.
Ik heb hier dag en nacht op gezweet! Als ik één draad doorknip, stuikt het verband ineen! Dan kan ik al evengoed niet spreken!
Laat mij met rust.
Dát is anders.
Er zijn in ’t leven doorslaggevender waarden dan eeuwige zuiverheid en onrealistische trouw.
Dat zou ik nu toch ook weer niet zeggen.
Ge zijt fantastisch! Ik zal altijd aan u denken, waar ik ook mag beesten en mag feesten! Bye-bye! Zwaai-zwaai! Saluut!
Het geldt voor iedereen.
Ge kunt toch op zijn minst proberen?
Zie ik eruit alsof ik ziek ben, behalve dat ik bijkans moet braken?
En dat van mij dan, egoïst?
Ik schaam mij de grond in, om u allemaal!
Míjn wereld stuikt ineen.
En ja Jos was niet de gemakkelijkste.Wat dan nog? Het maakte hem bijzonder. Jos lág dwars. Jos roeide tegen de stroom in.Jos deed dat graag.
Dat is een ramp en een blamage.
Tot zover, dus... Bruce Springsteen. En dan verleen ik nu het woord aan een goede vriend van de ontvallene.
Voelt hij zich te goed of zo?
Zodoende, beste vrienden, wreed bedankt en dik merci. Tot nooit meer ziens — of tot ergens in den draai, we zien dat wel.
Gunt mij dat, ik smeek het u! Excuus!, hallo? Kijkt naar mij!
Zouden we niet beter wat muziek draaien en voor de rest onz’ muil houden?
Vindt ge het raar, als ge uw eigen bezig hoort?